Eensgezind en doelgericht op weg naar goede schoolgebouwen
Alle kinderen en leerkrachten hebben recht op een goede leeromgeving: een gebouw waar het fijn is om te zijn en dat betaalbaar is in gebruik en onderhoud. Onderwijshuisvesting is immers een basisvoorziening, waarvan de kwaliteit nooit en te nimmer ter discussie zou mogen staan. Dat kan op een soepele manier met het Meerjarengebouwenplan.
Investeren in onderwijshuisvesting is al jaren een politiek beladen onderwerp. Voordat er een besluit wordt genomen, moet er langdurig worden gewikt en gewogen. Elk belang worden afgewogen, er wordt eindeloos onderhandeld, vaak in het kader van een integraal huisvestingsplan. Wanneer er – na jaren van overleg – eindelijk consensus is, moeten de schoolbesturen en de gemeentepolitiek geld beschikbaar willen stellen. Dat is nog steeds geen garantie op succes. Want jaarlijks terugkerende processen kunnen alsnog een belemmering zijn om daadwerkelijk met een bouwproject van start te gaan. Goed beschouwd zijn er nogal wat hobbels om projecten van de grond te krijgen.
Het kan allemaal veel sneller, effectiever en efficiënter als de besluitvorming en de processen rondom onderwijshuisvesting anders worden gestructureerd. De basis daarvoor wordt gevormd door drie elementen: gezamenlijke verantwoordelijkheid, eenduidige definities van kwaliteit en bundeling van geldstromen. Het concept heet het Meerjarengebouwenplan.
Dit bijzondere concept is door DeStock, Stichting OPTI-School en Stichting Het Beheercollectief Scholen uitgewerkt. Door de samenwerking van verschillende disciplines met project- en proceskennis en onderbouwd door koppeling van diverse databronnen, ligt er een transparant en haalbaar plan.
De essentie van een gezamenlijk plan
In plaats van dat elk bestuur bij de gemeente aanvragen doet voor nieuwbouw of renovatie van de afzonderlijke gebouwen wordt er een samenwerkingsverband van schoolbesturen en de gemeente in het leven geroepen. De samenwerkende partijen bepalen samen welke kwaliteit zij voor al hun gebouwen nastreven.
Zodra ze hebben vastgesteld aan welke eisen de gebouwen moeten voldoe,n wordt gezamenlijk een meerjarenprogramma opgezet om alle gebouwen in de gewenste conditie te krijgen. Tussen de schoolbesturen zal dit niet tot discussies leiden, omdat alle schoolgebouwen aan die eisen zullen voldoen. Ook de prioritering van de schoolgebouwen kan gezamenlijk worden opgesteld.
Het meest lastige aspect rondom onderwijshuisvesting is de financiering. Het Meerjarengebouwenplan lost dat op door de bouw- en exploitatiebudgetten van alle partijen in de gemeente bij elkaar te voegen. Alle partijen dragen dus bij aan de kwaliteitsverbetering van de schoolgebouwen.
Deze aanpak, die uiteindelijk leidt tot een veel efficiëntere werkwijze en een betere besteding van budgetten, past geheel binnen de huidige onderwijswetgeving. Er wordt niets afgedaan aan de rechten van elk van de partners. Het oprichten van een nieuwe organisatie is niet nodig. Samenwerking is voldoende.
Praktijkvoorbeeld Amsterdam
De beschreven werkwijze is in samenwerking met de schoolbesturen voor Openbaar Primair Onderwijs ontwikkeld. De schoolbesturen hebben vanuit de behoefte om hun gebouwen kwalitatief en kwantitatief op niveau te brengen, de aanpak gezamenlijk opgezet en hun huisvestingskrachten gebundeld.
Ook aan de andere besturen en de gemeente is deze aanpak aangeboden. Die wordt nu geïmplementeerd. Collega’s van DeStock en OPTI-School zijn bezig om in opdracht van het Breed Bestuurlijk Overleg Amsterdam het Meerjarengebouwenplan verder uit te bouwen en te implementeren in samenwerking met de gemeente. Alle participanten hebben aangegeven dat dit behalve een mooi en breed gedragen plan ook winstpunten oplevert in de zin van efficiëntie, kennisontwikkeling en samenwerking.
Geen discussie over kwaliteit
Een substantieel onderdeel van de discussies tussen gemeenten en schoolbesturen gaan over de kwaliteit van het gebouw. Dat betreft onderwijskundige kwaliteit, bouwkundige kwaliteit en soms de mate van duurzaamheid. Wettelijk is vastgelegd dat een schoolgebouw bouwkundig moet voldoen aan het Bouwbesluit. Dat zijn minimale eisen. Die gebouwen zijn in wezen niet geschikt om er goed onderwijs te geven. Toch wordt het Bouwbesluit vaak gebruikt, met name als er weinig budget is.
Een instrument dat speciaal is ontwikkeld voor schoolgebouwen is het Kwaliteitskader Huisvesting. Dat bevat richtlijnen voor schoolgebouwen die garanderen dat er op een goede manier onderwijs kan worden gegeven. Er staan minimumeisen in waaraan een school moet voldoen ten aanzien van techniek (gezondheid, duurzaamheid, onderhoud), functionaliteit en beleving.
Stichting OPTI-school heeft i.s.m. de TU Eindhoven een instrument ontwikkeld waarmee op een objectieve wijze de kwaliteit van schoolgebouwen kan worden bepaald. Door middel van een enquête onder het (onderwijzend) personeel en een gebouwscan is eenvoudig te bepalen waar het betreffende gebouw staat op de meetlat van het Kwaliteitskader Huisvesting. Deze nulmeting dient als uitgangspunt voor het maken van een gedegen en onderbouwd uitvoeringsplan voor dat schoolgebouw.
Geld als vliegwiel
In de huidige praktijk is de intrinsieke motivatie om te investeren in onderwijshuisvesting niet zo groot bij de betrokken partijen. Dat komt doordat op last van het Rijk wordt gewerkt met gescheiden geldstromen. De gemeente betaalt de gebouwen en de schoolbesturen de exploitatie. Het effect is dat de baten van een extra gemeentelijke investering in het gebouw terecht komen bij de schoolbesturen. Dat veroorzaakt afgunst en leidt tot rivaliteit onder de schoolbesturen.
Door deze gescheiden geldstromen weer bij elkaar te brengen ontstaat een nieuwe situatie. Want dan zijn de hoogte van de budgetten en de effectiviteit waarmee deze worden ingezet bepalend voor het tempo waarin schoolgebouwen op het goede kwaliteitsniveau worden gebracht.
Alle partijen hebben dan ineens een gezamenlijk belang bij een doeltreffende inzet van de middelen. Want als alle gebouwen in goede conditie zijn gaan de exploitatielasten sterk omlaag. Daardoor ontstaat er financiële ruimte om echt te investeren in het onderwijs. Het is dus in ieders belang om de slechtst presterende schoolgebouwen zo hoog mogelijk op de prioriteitenlijst te zetten.
Neveneffecten
Een gezamenlijk en transparant plan vanuit een meerjarenperspectief heeft als voordeel dat de besluitvorming sneller gaat dan bij individuele projecten. Er is namelijk sprake van draagvlak en wederzijds begrip. Zowel bij de gemeente als bij de schoolbesturen heeft dit een sterke reductie van administratieve rompslomp tot gevolg.
Ook als alle scholen op niveau zijn, blijft het plan zijn waarde behouden. Nieuwe wijzigingen kunnen immers direct in het oorspronkelijke plan worden ingevoerd. Dat wordt dan automatisch een dynamisch plan dat altijd up-to-date is en kijkt naar de daadwerkelijke behoefte. Het definiëren van een gezamenlijk Meerjarengebouwenplan is dus de laatste keer dat gemeente en schoolbesturen investeren in een huisvestingsplan.
In het gezamenlijk plan heeft ieder schoolbestuur op gebouwniveau inzicht en regie op de exploitatie. Dit betekent dat er nooit meer Meerjaren Onderhoudplannen (MJOP’s) gemaakt hoeven te worden. Het is voldoende om de gegevens te actualiseren en bij te sturen.
Een gezamenlijk plan vormt de basis voor een verdergaande samenwerking op andere terreinen, zowel op strategisch niveau als bijvoorbeeld op het gebied van inkoop.
Informatie
Stichting Het Beheercollectief Scholen werkt in deze aanpak samen met de meest ervaren partijen in onderwijshuisvesting rond strategisch portefeuillemanagement, onderzoek en ontwikkeling, onderwijsrecht, inkoop en aanbesteden en projectmanagement.
Voor informatie zie www.beheerscholen.nl of mail naar Info@beheerscholen.nl